Persbericht kabinet Vlaams minister van Onderwijs, 12 mei 2017
Vanaf 1 september 2018 zullen kinderen vanaf 6 jaar alle disciplines kunnen volgen in het deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen. Muziek en woordkunst-drama zijn de nieuwe disciplines voor jonge kinderen. Het deeltijds kunstonderwijs gaat nauwer samenwerken met de scholen zodat alle leerlingen kennis maken met cultuur en kunst en wie levenslang wil leren, krijgt daartoe de kans. Academies zullen afhankelijk van de graad op meerdere plaatsen hun programmatie kunnen uitbreiden. Leerlingen kunnen een traject op maat kiezen, 4u les per week in de plaats van 10u bijvoorbeeld. En er komen een aantal nieuwe opleidingen, zo kan een leerling nu ook de opleiding choreograaf, regisseur of DJ volgen. Deze maatregelen maken deel uit van het nieuwe decreet deeltijd kunstonderwijs (dko) dat vandaag de eerste goedkeuring kreeg van de Vlaamse regering op initiatief van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits.
Met 178.000 leerlingen verspreid over 169 academies in 268 gemeenten in het Vlaams en Brusselse Gewest is het deeltijds kunstonderwijs een belangrijke speler in de persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Vlaanderen investeert 237 miljoen euro in deeltijds kunstonderwijs. Tot op vandaag ontbrak het nog aan een niveaudecreet en bestond de wetgeving uit een wirwar aan regeltjes die vaak verouderd waren. Met de goedkeuring van het decreet dko werkt Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits deze tekortkomingen definitief weg.
Het deeltijds kunstonderwijs is een unieke opleidingsvorm. Leerlingen van alle leeftijden kiezen er bewust voor om in hun vrije tijd, vaak bovenop en buiten de school- of werkuren, een kunstopleiding te volgen in de academie. De dynamiek van het deeltijds kunstonderwijs staat daarbij in schril contrast met de verouderde regelgeving. Dit nieuwe decreet vormt voor iedereen een solide basis om het deeltijds kunstonderwijs vorm te geven. De krachtlijnen van het decreet zijn: een sterkere oriëntatie op het lokale niveau, meer vrijheid voor de academies, mogelijkheid tot levenslang leren, ruimte voor differentiatie, geactualiseerde einddoelen, planlast aanpakken en het behoud van het open-end systeem, meer leerlingen betekent ook meer middelen.
Samenwerking met basisonderwijs en verjonging
Met het decreet dko worden een aantal nieuwigheden in het deeltijds kunstonderwijs geïntroduceerd. Kinderen vanaf 6 jaar kunnen nu ook voor muziek en woordkunst-drama kiezen. Vroeger was het voor 6-jarigen enkel mogelijk om dans of beeldende kunst te volgen, met deze uitbreiding willen we 6-jarigen laten proeven van alle mogelijkheden. In die eerste graad (6- en 7-jarigen) kan een academie de keuze maken om domeinoverschrijdend te werk te gaan of domeingericht. Met andere woorden, ofwel kunnen de kinderen onmiddellijk de opleiding dans kiezen, ofwel kunnen ze eerst van een breder aanbod proeven en pas na 2 jaar een keuze maken.
Er wordt sterker ingezet op samenwerking met het basis- en secundair onderwijs. Vandaag al zijn er 27 projecten waarbij een academie samenwerkt met het basisonderwijs, waarbij bijvoorbeeld de leraren van de academie in de klas in de basisschool muzische opvoeding geven. Met het decreet wordt dit uitgebreid tot alle academies. Maar de samenwerking kan evengoed met de lerarenopleiding gebeuren. Studenten in de lerarenopleiding kunnen dan hun muzische vakken in de academie volgen.
Kenmerkend ook voor het deeltijds kunstonderwijs is de belangrijke rol die lokale besturen spelen. Steden en gemeenten organiseren 90 procent van het deeltijds kunstonderwijs en investeren naast de middelen van de Vlaamse overheid ook zelf nog extra.
Opheffen programmatiestop en actualiseren aanbod
Uit onderzoek blijkt dat jongeren minder snel de keuze voor deeltijds kunstonderwijs maken als de afstand tussen de academie en de woonplaats groter wordt. Met het opheffen van de programmatiestop wil Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits daar een mouw aan passen. Academies zullen afhankelijk van de graad op meerdere plaatsen hun programmatie kunnen uitbreiden. Voor 6-7-jarigen wil dat zeggen dat er binnen een straal van 2 km een extra vestigingsplaats kan komen, als er voldoende leerlingen zijn. Op die manier komt het aanbod van het deeltijds kunstonderwijs dichter bij de kinderen zelf. Bij de 2de graad is de afstand iets ruimer, namelijk 4 km. Bij de derde graad wordt dat 8km, bij de vierde graad 10 km.
Specialisaties als choreograaf of DJ mogelijk
Daarnaast worden ook een aantal inhoudelijke aanpassingen gedaan. Tot op heden ontbreekt het nog aan einddoelen, maar wordt er gewerkt met minimum leerplannen. Met het nieuwe decreet worden actuele en sobere einddoelen opgesteld. Ook wordt het mogelijk om nieuwe opleidingen aan te bieden, zo zou men bijvoorbeeld regisseur, choreograaf en een opleiding tot DJ aan het aanbod kunnen toevoegen. Het zal eveneens makkelijker worden voor wie werkt om naast hun job bijvoorbeeld een opleiding keramiek te volgen. Waar het vroeger verplicht was om bijvoorbeeld de opleiding keramiek in 4 jaar, 10 uur per week te volgen, wordt het nu mogelijk voor de academies om de opleiding ook in 10 jaar, 4 uur per week aan te bieden.
Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits: “Door de goedkeuring van dit decreet komt er na meer dan een kwart eeuw een einde aan de wirwar van regeltjes in het deeltijds kunstonderwijs. We maken het mogelijk voor kinderen vanaf 6 jaar om in alle disciplines in te stappen, ook in muziek en woordkunst-drama. Kunstonderwijs is een extra troef voor de persoonlijke en de sociale ontwikkeling. Het verrijkt de persoonlijkheid en verbreedt de blik, een belangrijke vaardigheid in een snel veranderende en diverse samenleving. Bovendien heeft deelname aan deeltijds kunstonderwijs een positief effect op het studiesucces in het hoger onderwijs. Leerlingen die muziek, woordkunst-drama, dans of beeldende kunst volgen hebben een hoger studierendement. Hoe vroeger men daar kan mee starten, hoe beter.”
Na deze eerste principiële goedkeuring van het decreet dko volgen nog een aantal stappen. De VLOR, Vlaamse Onderwijsraad, moet nog een advies uitbrengen en daarna krijgen de vakbonden en werkgevers nogmaals de kans om opmerkingen en suggesties te formuleren. Daarna volgt een 2de goedkeuring door de Vlaamse regering, waarna de Raad van State zijn licht laat schijnen op het decreet. In een laatste fase moet het parlement, eerst in commissie en daarna in plenaire zitting het decreet goedkeuren.