- Welke diensten komen in aanmerking voor anciënniteit?
- Wat met nuttige beroepservaring?
- Extra informatie
Welke diensten komen in aanmerking voor anciënniteit?
Geldelijke anciënniteit is het totaal van de diensten die in aanmerking komen voor de vaststelling van je salaris.
De verloven die gelijkgesteld worden met dienstactiviteit, tellen mee voor de berekening van je anciënniteit. Voorbeelden daarvan zijn ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking en adoptieverlof. Non-activiteit of sommige vormen van terbeschikkingstelling, zoals het verlof zonder wedde (tbspa), komen niet in aanmerking voor de berekening van je anciënniteit.
Onderwijzend personeel
Voor het onderwijzend personeel komen alle diensten die vallen onder artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 april 1958, ambtshalve in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit. Die diensten zijn onder meer onderwijsdiensten of diensten gepresteerd bij de staat of andere openbare diensten. Hogescholen moeten die diensten aanvaarden voor de berekening van je anciënniteit.
Administratief en technisch personeel
Voor het administratief en technisch personeel komen alle diensten die vallen onder artikel 14 van het koninklijk besluit van 1 december 1970, ambtshalve in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit. Hogescholen moeten die diensten aanvaarden voor de berekening van je anciënniteit.
Wat met nuttige beroepservaring?
Nuttige beroepservaring is de ervaring die je verworven hebt door de uitoefening van een ambacht, beroep of artistieke bedrijvigheid.
Welke diensten?
Diensten gepresteerd binnen én buiten het onderwijs kunnen in aanmerking komen, voor zover ze onderworpen waren aan het stelsel van de sociale zekerheid. Voor personeelsleden die belast zijn met artistiek gebonden onderwijsactiviteiten, kunnen ook diensten in aanmerking genomen worden die niet onderworpen waren aan het stelsel van sociale zekerheid.
Autonomie van de hogeschool
Nuttige beroepservaring kan toegekend worden voor onderwijzend en voor administratief en technisch personeel. De hogeschool beoordeelt autonoom de nuttige beroepservaring aan de hand van door jou verstrekt bewijsmateriaal.
Bij inschaling, aanstelling, benoeming of ambtswijziging kan je hogeschool je op basis van die nuttige beroepservaring een aantal jaren geldelijke anciënniteit toekennen. Dat is geen recht. De toekenning kan verschillen van hogeschool tot hogeschool.
Voor eenzelfde ambt of graad kan je maar 1 keer een geldelijke anciënniteitsbijslag op grond van nuttige beroepservaring aanvragen en toegekend krijgen. Is de geldelijke anciënniteitsbijslag eenmaal toegekend, dan is die voor het betrokken personeelslid definitief verworven in de hogeschool waar de toekenning gebeurd is.
Hoeveel jaar?
Het aantal jaren nuttige beroepservaring dat in aanmerking kan komen, is voor ‘nieuwe personeelsleden’ onbeperkt. In het verleden was dat ten hoogste 10 jaar.
Ben je pas vanaf 1 februari 2011 als statutair of contractueel personeelslid voor het eerst in dienst getreden in je hogeschool? Dan word je beschouwd als een nieuw personeelslid en geldt de beperking van maximaal 10 jaar nuttige beroepservaring voor jou niet. De toekenning van de nuttige beroepservaring gebeurt op basis van een gemotiveerde beoordeling van je doorlopen carrière, je verworven ervaring en kwalificaties.
De beperking tot 10 jaar nuttige ervaring geldt ook niet voor de nuttige beroepservaring opgedaan in de eigen hogeschool of in de vzw voor het beheer van de sociale voorzieningen die verbonden was aan de eigen hogeschool.
Extra informatie
Verwante pagina’s
- Verloven en afwezigheden
- Salaris
- Ambten onderwijzend personeel
- Ambten administratief en technisch personeel
- Aanstellingsvoorwaarden
- Tijdelijke aanstelling
- Vaste benoeming
Regelgeving
Onderwijzend personeel
- Codex Hoger Onderwijs, artikels V.119 en V. 161
- KB bezoldigingsregeling onderwijzend personeel (15 april 1958)