Logo Vlaamse overheid. Nieuws Onderwijs en Vorming. Nieuwsberichten, persberichten, nieuwe sites,...
U bent hier: Onderwijs en Vorming > Nieuws > Onderwijsbegroting 2010

Opmaak van de onderwijsbegroting 2010

Tekst persconferentie Kabinet Vlaams minister van Onderwijs en Vorming
16 november 2009

1              Afspraken bij de formatie van de Vlaamse Regering

Bij het vormen van de regering zijn een aantal afspraken gemaakt om de begroting van de Vlaamse overheid niet te laten ontsporen. Daarnaast werden afspraken gemaakt over het verdelen van de besparingen over de verschillende beleidsdomeinen. We overlopen die afspraken:

-       Er wordt een deel (100 miljoen) van de indexprovisie 2009 teruggenomen. Deze provisie is een fonds bij de minister van financiën en begroting. Het wordt gebruikt om de lonen die de Vlaamse overheid betaalt, te indexeren als de spilindex wordt overschreden. Uiteraard worden de lonen wel uitbetaald met de index maar de beleidsdomeinen moeten die index dus zoveel mogelijk compenseren op andere posten.

-       De niet-loongebonden kredieten (werkingsmiddelen en subsidies) worden niet geïndexeerd.

-       Er wordt bespaard op de apparaatskredieten, dat is het ambtenarenapparaat. Namelijk 2,5 procent op de loonkredieten van de ambtenaren en 5% op de werkingsmiddelen.

-       Er wordt 5 procent bespaard op de facultatieve subsidies.

-       Op alle andere subsidies (de gereglementeerde en semi gereglementeerde) wordt 2% bespaard. Hierop worden een aantal uitzonderingen op gemaakt, bvb. VAPH, de loonsubsidies in de kinderopvang en jongerenwelzijn, thuiszorg, beschutte werkplaatsen en huursubsidies.

-       Op de kredieten voor communicatie en consultancy wordt 20% extra bespaard. Dat is bovenop de 5 procent besparing op de apparaatskredieten.

-       Er wordt beslist een aantal punctuele besparingen uit te voeren. Zo wordt bvb. overeen gekomen 15,5 miljoen Euro te besparen op de kabinetten, 25 miljoen op het fonds voor flankerend economisch beleid, 3 miljoen op het provinciefonds, 1 miljoen op het pendelfonds, 10 miljoen op de grondenbanken van de VLM, enz.

Het toepassen van deze regels geeft een verdeling van de besparingen per beleidsdomein. Zo is het evident dat de beleidsdomeinen met relatief veel communicatie meer besparen omdat voor die budgetten 20% wordt gerekend. Ook de grote administraties besparen veel omwille van de besparingen op de apparaatskredieten.

Er wordt een uitzondering voor het beleidsdomein onderwijs afgesproken. Het is evident dat het beleidsdomein onderwijs de berekende besparing niet meer kan uitvoeren omdat er een decalage is tussen het schooljaar en het begrotingsjaar. Aangezien de kredieten voor het schooljaar 2009-2010 grotendeels vastliggen, kan de onderwijsminister niet veel besparen in het begrotingsjaar 2010. Het beleidsdomein onderwijs en vorming krijgt daarom een vrijstelling van 45 miljoen Euro. Dat is 45 miljoen die minder moet bespaard worden dan het berekende aandeel.

In ruil voor de vrijstelling van 45 miljoen, wordt afgesproken dat onderwijs 7 miljoen punctuele besparingen zal zoeken. In de formatie wordt afgesproken dat het beleidsdomein onderwijs 67 miljoen zal besparen in 2010. De totale besparing (alle beleidsdomeinen) wordt dan geraamd op 545 miljoen. Het beleidsdomein onderwijs en vorming zal dus 12,3% van de besparingen voor haar rekening nemen. Dat is  veel minder dan het aandeel van onderwijs in de Vlaamse begroting (39%).

De budgettaire toestand van de Vlaamse overheid blijkt in september 2009 slechter te zijn dan de schattingen ervan tijdens de formatie. Er wordt daarom in de nieuwe Vlaamse regering afgesproken dat er een extra inspanning moet gedaan worden. Die extra inspanning bedraagt voor het beleidsdomein Onderwijs en Vorming 5 miljoen Euro. Dat brengt de besparingen in het beleidsdomein op 72 miljoen Euro in 2010. Dit wil zeggen dat onderwijs in 2010 0,8% moet besparen op haar budget.

De besparingen die moeten gerealiseerd worden, zijn niet uitgedrukt tegenover de cijfers van 2009. Als we zeggen dat er een besparing van 72 miljoen moet gebeuren in het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, is dat niet tegenover de begroting van 2009 maar tegenover het ‘constante beleid’. Dat ‘constant beleid’ geeft een bedrag dat in 2010 zou nodig zijn, mocht er niet ingegrepen worden en mocht geen enkele rechtsregel worden gewijzigd.

In het beleidsdomein Onderwijs en Vorming is het budgettair effect van dit ‘constant beleid’ niet neutraal. Het budget stijgt als het aantal leerlingen en studenten stijgt. Het aantal uren dat scholen kunnen aanwenden bvb. staat in verhouding tot het aantal leerlingen dat ingeschreven wordt. Deze ‘open end’ financiering heeft tot gevolg dat het onderwijsbudget groeit als het aantal leerlingen toeneemt en, uiteraard, daalt als het aantal leerlingen afneemt.

Niettegenstaande de besparingen groeit in absolute cijfers het budget van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Aangezien de bijdrage van onderwijs aan de besparingsoperatie reëel maar beperkt is in vergelijking met andere beleidsdomeinen stijgt het % van onderwijs in de begroting.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 1: De evolutie van het onderwijsbudget sinds 2006

 

(In duizend Euro)

% Begroting

Delta % (jaar op jaar)

Delta % (jaar op jaar) (inflatiezuiver)

2006

8.395.945

40,5

2007

8.876.527

39,9

5,7

3,6

2008

9.353.719

38,8

5,4

0,2

2009

9.318.513

36,9

-0,4

-1,1

2010

9.748.995

39,0

4,6

3,0

 

 2              Concrete maatregelen in het onderwijsbudget

Bij de opmaak van de begroting 2010 hebben we ons laten leiden door een aantal principes qua methode en aard.

Methode

School maak je samen. Vandaar dat er geopteerd werd om de onderwijspartners actief te betrekken bij de keuze van de besparingsmaatregelen. Uiteraard is de eigenlijke beslissing er een van de voltallige regering.

Er werd vertrokken vanuit een door de administratie opgestelde catalogus van theoretisch mogelijke maatregelen waarvan nadien met de onderwijspartners en de administratie de voor en nadelen werden in kaart gebracht. Op basis van de eerste contacten werd een eerste onderhandelingsvoorstel uitgewerkt waarna de formele onderhandelingen starten. In deze onderhandelingen werden nog aanpassingen aanvaard waardoor voor een reeks maatregelen het advies van de Raad van State opnieuw werd gevraagd. Op een kwakkel in het begin van de onderhandelingen werd deze werkwijze grotendeels gerespecteerd door de partners.

De meeste maatregelen die we nemen hebben een eerder beperkt effect in 2010. Dat komt omdat ze pas ingaan bij de start van het nieuwe schooljaar op 1 september 2010. Deze maatregelen hebben dan hun volledig effect in 2011. Zo heeft het afschaffen van de pedagogische coördinatie een effect van 3,9 miljoen in 2010 maar een effect van 15,5 miljoen in 2011.

Aard

-       We zijn uitgegaan van de regels die afgesproken zijn tijdens de formatie. Dus hebben we 5% bespaard op de niet-loon kredieten van het overheidapparaat. Ook de besparing op communicatie hebben we doorgevoerd.

-       We hebben niet of nauwelijks bespaard in het basisonderwijs omdat dit, internationaal vergeleken,  niet sterk omkaderd is

-       We hebben vooral ingegrepen op de structuren. We hebben verkozen boven de klassen en niet inde klassen te besparen.

-       De leerkracht als echte bouwsteen van de school werd quasi ontzien.

-       Oneigenlijk gebruik of doelafwendingsgebruik van eerdere beslissingen wordt aangepakt.

-       De besparingen worden gespreid om te vermijden dat bepaalde sectoren dysproportioneel veel zouden moeten besparen.

2.1         Apparaatskredieten

De maatregelen met betrekking tot de apparaatskredieten zijn uitgevoerd, zoals afgesproken tijdens de formatie. Dat wil zeggen dat we op het overheidsapparaat 5% besparen op de niet-loonkredieten en 2,5% op de loonkredieten. Deze besparingsmaatregel geldt voor het hele overheidsapparaat, dus ook voor de Vlaamse Onderwijsraad, Agion en het UZGent.

Bovenop deze besparingen is ook afgesproken dat 20% bespaard wordt op de communicatie. In het geval van Onderwijs en Vorming gaat dat hoofdzakelijk over de budgetten van het Agentschap Onderwijscommunicatie. Er was ook afgesproken om 20% te besparen op consultancy. Het beleidsdomein heeft echter geen dergelijke budgetten.

Een aantal instellingen en diensten vallen niet automatisch onder deze maatregel omdat de personeelsleden in het onderwijsstatuut zitten en niet in het ambtenarenstatuut. Deze diensten worden gefinancierd met beleidskredieten, niet met apparaatskredieten. Omwille van de gelijkaardigheid van deze diensten, hebben we hen een gelijke maatregel ingevoerd. Dat geldt bvb. voor de onderwijsinspectie waar dus ook 2,5% bespaard wordt op de loonkredieten[1] en 5% op de werkingskredieten. Dezelfde regels werden toegepast op Entiteit Curriculum (DVO) en de levensbeschouwelijke inspectie.

De professionaliteit van de leraar is niet afgerond wanneer de lerarenopleiding voltooid is, maar is een permanente opdracht. Net als andere professionals moeten leraren zich constant bijscholen. Ook de onderwijssector zelf, de scholen en de koepelorganisaties, moeten de leraren voortdurend in hun professionalisering ondersteunen en motiveren. Nascholing is daarvoor een noodzakelijk instrument. Maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe inzichten in het onderwijs (andere en nieuwe onderwijs- en leervormen, nieuwe pedagogisch-didactische theorieën, het grote belang van levenslang leren, …) vragen om andere bekwaamheden van leraren en dus om permanente nascholing. Het beleidsdomein Onderwijs en Vorming is één van de weinige sectoren waar de nascholing van het personeel volledig gesubsidieerd wordt. We denken echter niet dat die nascholing volledig ten laste van de gemeenschap moet worden betaald aangezien dit eigenlijk inherent aan de loopbaanontwikkeling is. Daarom besparen we 20% op alle nascholingsbudgetten. Ook op de budgetten voor nascholing op initiatief van de pedagogische begeleidingsdiensten. Op dit moment bedraagt het jaarlijks bedrag voor nascholing op initiatief van de pedagogische begeleidingsdiensten 2,7 miljoen Euro. Een besparing van 20% hierop bedraagt 542.000 Euro.

De vzw SNPB staat voor Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten en stelt zich tot doel een netoverschrijdende samenwerkingsstructuur uit te bouwen binnen de toegewezen projecten van kleuterparticipatie, Rand en Taal, nascholing trajectbegeleiders Leren en Werken en ondersteuning volwassenenonderwijs. Het is de bedoeling alle instellingen te ondersteunen die tot de doelgroep van de desbetreffende projecten horen. Omdat we vooral hebben willen besparen op structuren en niet rechtstreeks willen raken aan de kern van het onderwijsproces, besparen 214.000 Euro op de subsidie aan deze vzw.

Een gelijkaardige redenering hebben we gevolgd bij de consortia voor volwassenenonderwijs. Deze consortia zijn de structuren die de verschillende centra voor volwassenenonderwijs en het centrum voor de basiseducatie per regio overkoepelen. We besparen op deze structuren 754.000 Euro. Zij behouden evenwel 3,8 miljoen Euro.

Tabel 2 geeft het overzicht van de besparingen op apparaatskredieten en de daarmee verwante budgetten.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 2: Besparing op apparaat en parallelle ingrepen in de beleidskredieten

Apparaatskredieten en aanverwanten (In duizend Euro)

BGO 2010

Apparaatskredieten[2]

3.518

Entiteit curriculum

 

Lonen Entiteit Curriculum: -2,5%

6

Werking Entiteit Curriculum: -5 %

7

Onderwijsinspectie

 

Lonen inspectie - 2,5 %

75

Werking inspectie  -5 %

28

Lonen en werking pedagogische begeleiding

 

Nascholing op initiatief van de pedagogische begeleidingsdiensten: 20%

542

SNPB

214

Consortia Volwassenenonderwijs

 

Besparing op werking van de consortia

754

Inspectie levensbeschouwelijke vakken

 

Werking inspectie levensbeschouwelijke vakken: -5 %

8

Loonkredieten van de inspectie levensbeschouwelijke vakken: -2,5 %

24

Totaal

5.176

 

2.2         Nauwelijks maatregelen met effecten op het loon van onderwijzend personeel

In het beleidsdomein Onderwijs en Vorming kennen we een aantal niet verworven salarisschalen. Deze bonussen op het loon worden toegekend op basis van “bijzondere diploma's of getuigschriften”. De meest gekende diploma's of getuigschriften die recht geven op deze niet-verworven salarisschaal zijn het getuigschrift en het diploma hogere opvoedkundige studiën (GHOS - DHOS). Daarnaast bestaat een niet-verworven salarisschaal die wordt toegekend voor wie in het bezit is van het getuigschrift grondige kennis verplichte tweede taal Frans. Een andere niet-verworven salarisschaal bestaat voor het diploma of getuigschrift buitengewoon onderwijs.

Deze niet-verworven salarisschalen zijn zinvol voor de leerkrachten die daadwerkelijk geconfronteerd worden met de betreffende problematiek. Vandaag echter worden deze niet-verworven salarisschalen ook toegekend aan de personeelsleden in een selectie- of bevorderingsambt (directeurs, leden van de onderwijsinspectie …). Dit is niet logisch en daarom  willen we enkel voor deze categorie de niet-verworven salarisschalen afschaffen. Dat doen we uiteraard niet voor mensen die vandaag deze premie al hebben, wel voor nieuwe personeelsleden in een selectie- of bevorderingsambt.

De niet-verworven salarisschalen blijven dus  bestaan voor de nieuwe personeelsleden in een wervingsambt (leerkrachten).

Vanaf 1 september 2009 zou een jaarlijkse premie ingevoerd worden voor leerkrachten die ten minste drie jaar werken in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De bedoeling van deze premie was om het les geven in Brussel aantrekkelijker te maken en bijgevolg de leerkrachten niet alleen aan te trekken maar ook te behouden. Vanuit de vakbonden en het werkveld kwam duidelijk het signaal dat de uitvoering van deze aangekondigde belofte nauwelijks het doel zou bereiken (leraren in Brussel houden) aangezien het hier om een geïsoleerde maatregel gaat. Het is veel zinvoller  de problematiek van de onderwijsloopbaan in zijn geheel aan te pakken met bijzondere aandacht voor leraren in steden en in Brussel in het bijzonder . Op de onderwijsprovisie was hiervoor een jaarlijks budget van 3.108.000 Euro uitgetrokken wat een gemiddeld bedrag van ca. 1000 euro bruto per jaar mogelijk maakt. Deze belofte  wordt nu niet uitgevoerd en opnieuw bekeken in het kader van de discussie over de onderwijsloopbaan.

Tabel 3 geeft de som van de maatregelen met een effect op het loon van het onderwijzend personeel.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 3: Maatregelen met een effect op het loon

Maatregelen met een effect op het loon (in duizend Euro)

BGO 2010

Niet meer toekennen van niet-verworven salarisschalen aan directeurs, …

14

Niet invoeren van de Brusselpremie

3.108

Totaal

3.122

 

2.3         Beperkte maatregelen met een effect op de omkadering

In het secundair onderwijs kan aan een personeelslid, dat aan bepaalde voorwaarden voldoet, een lesuur worden toegekend dat niet wordt aangerekend op het urenpakket. Dit uur wordt aangewend onder de benaming ‘pedagogische coördinatie’. Het is een oude maatregel die steunt op artikel 3, §1 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Dit genummerd KB had al moeten afgeschaft zijn, maar het werd over het hoofd gezien. Tot drie jaar geleden was deze maatregel ‘vergeten’. Geen enkele school vroeg deze extra uren aan. Sindsdien vragen heel veel scholen deze uren aan. Deze uren veroorzaken een meerkost bovenop het reguliere, bedoelde pakket uren-leraar. In mei 2009 werden 381 budgettaire full times ingericht. De bedoeling is het KB af te schaffen met ingang van 1 september 2010. Op die manier kunnen de scholen, die dit schooljaar op deze uren hebben gerekend ze ook nog inrichten.

Sinds enige tijd werd het systeem van ter beschikking gestelde personeelsleden wegens ontsteltenis van betrekking (TBS/OB) aangepast. Op basis van deze aanpassing mogen scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs de terbeschikkinggestelde personeelsleden die ze niet in een organieke vacature kunnen reaffecteren of wedertewerkstellen,  behouden onder de vorm van niet-organieke tewerkstelling. De terbeschikkinggestelde personeelsleden moeten niet meer gemeld worden aan een volgende reaffectatiecommissie, zijnde de interprovinciale reaffectatiecommissie (of voor het gemeenschapsonderwijs eerst de reaffectatiecommissie van de scholengroep). Deze maatregel gaf aldus aan de scholen van het basis- en secundair onderwijs die tot een scholengemeenschap behoren een extra niet-organiek kader (In het schooljaar 2007-2008 ging het om 4,54 FTE in het basisonderwijs en 36,69 FTE in het secundair onderwijs[3]). Het gaat hier dus om extra personeelsleden die niet tot het reguliere kader van de scholen behoren. We menen dat het daarom redelijk is deze maatregel terug te schroeven. We zorgen er wel voor dat we de interprovinciale reaffectatiecommissie niet opnieuw in het leven moeten roepen. Dat zou voor onnodige kosten en papierwerk zorgen. Deze terbeschikking gestelde personeelsleden mogen onmiddellijk aan de Vlaamse reaffectatiecommissie worden gemeld.

Er bestaat momenteel een deeltijdse TBS 55+ in het leerplichtonderwijs en in het hoger onderwijs. Daardoor kunnen leerkrachten en docenten halftijds hun loopbaan beëindigen vanaf 55 jaar. Het personeelslid ontvangt 80% van het laatste salaris voor halftijdse prestaties en is dus financieel zeer voordelig. In het leerplichtonderwijs wordt nooit gebruik gemaakt van dat systeem omdat het enkel kan opgenomen worden indien een collega in de uren kan wedertewerkgesteld worden of erin kan gereaffecteerd worden. In het hoger onderwijs geldt deze voorwaarde niet omdat er geen systeem van reaffectie bestaat. Het deeltijds TBS 55+ wordt dus wél gebruikt in de hogescholen. We willen de deeltijdse TBS-systemen opschorten. Dit leidt tot een gelijker systeem in het hoger- en het leerplichtonderwijs. Alle personeelsleden in het leerplicht en het hoger onderwijs kunnen wel nog genieten van deeltijdse loopbaanonderbreking, dit op basis van de federale regelgeving. Die regelgeving is iets minder gunstig dan de bestaande deeltijdse TBS55+ maar is toch nog altijd voordelig voor de personeelsleden. Laten we bij wijze van voorbeeld een docent aan een hogeschool nemen die zijn of haar volledige anciënniteit heeft bereikt en 5.048 Euro bruto per maand verdiend. Gegeven dat deze docent twee kinderen ten laste heeft en gehuwd is, heeft hij of zij een nettoloon van 2.867 Euro per maand. Om halftijds te werken, krijgt deze persoon, op basis van de federale regelgeving nog steeds 2.025 Euro per maand, inclusief de Vlaamse aanmoedigingspremie. In het systeem van TBS55+ regeling, die we nu opschorten, zou deze persoon 2.325 Euro overhouden om halftijds te werken. De federale regeling, die blijft bestaan, is dus 300 Euro minder gunstig voor de betrokkene, in ons cijfervoorbeeld, maar is toch nog altijd aantrekkelijk.

Het systeem van de deeltijdse TBS 55+ wordt pas opgeschort vanaf 30 november 2009. De aanvragen die bij de hogeschoolbesturen toekomen ten laatste op 30 november 2009 met een ingangsdatum van uiterlijk 1 maart 2010 worden behandeld volgens de bestaande regelgeving. We schrijven een brief aan de hogescholen waarin we dat uitleggen en waarin we de besturen vragen de betrokken personeelsleden te verwittigen. Daarnaast melden we deze opschorting ook op de website en via lerarendirect.

Het systeem van korte vervangingen (wegens ziekte of afwezigheid van een leerkracht) werkt redelijk goed in het basisonderwijs, het werkt niet goed in het secundair onderwijs. Het is wellicht makkelijker om voor een aantal dagen een leerkracht basisonderwijs te vinden dan een leerkracht met een zeer specifieke opdracht (bvb. een aantal uren geschiedenis en een aantal uren Frans). Daarom worden de uren die secundaire scholen specifiek krijgen om korte vervangingen te realiseren anders aangewend. De scholen gebruiken deze uren-leerkracht om andere dingen mee te doen dan korte vervangingen. We willen daarom deze uren afschaffen en de vervanging van afwezige leerkrachten verder bespreken in het kader van de discussie over de lerarenloopbaan.

Mentoruren zijn bedoeld om ervaren leerkrachten de mogelijkheid te geven hun jongere niet-vastbenoemde collega’s te helpen met het leren van het vak. Die oudere leerkrachten zouden dan een aantal uur minder moeten lesgeven. In die tijd zouden ze hun jongere collega’s helpen. Dat was in elk geval het idee toen het decreet betreffende het mentorschap werd ingevoerd (1996). Het blijkt vandaag dat deze uren niet worden opgenomen door oudere leerkrachten meer eerder door jongere leerkrachten. De uren worden dus niet gebruikt om jongere leerkrachten te laten helpen door oudere. We willen daarom deze extra uren niet langer ter beschikking stellen. Het mentorschap zal herbekeken worden in het kader van het debat over de onderwijsloopbaan waarbij een effectief ondersteuningsysteem wordt uitgewerkt.

Als een cursist in het deeltijds kunstonderwijs een vrijstelling krijgt omdat hij of zij het vak reeds heeft gevolgd, telt die cursist toch volledig mee voor de berekening van de uren leraar die het DKO krijgt. Dit wordt nu aangepast aan de werkelijke situatie. Cursisten zullen enkel meetellen voor de vakken die ze ook daadwerkelijk volgen.

De decreetgever heeft ten behoeve van onderwijsverstrekkers een aantal instrumenten ontwikkeld om het aanbod van scholen en opleidingen bij te sturen. De bedoeling is zonder meer te komen tot een aanbod dat transparanter en rationeler is, zodat de school- en studiekeuze voor leerlingen en ouders wordt geoptimaliseerd, de schoolwerking beter wordt gestroomlijnd en de onderwijskost beheersbaar blijft. De instrumenten zijn enerzijds fusie en programmatie (al dan niet via afsplitsing) van scholen en anderzijds programmatie, overheveling, omvorming en afbouw van structuuronderdelen (opleidingen). De toepassing van deze instrumenten is vrijwillig, d.w.z. de gebruikmaking ervan kadert in de pedagogische autonomie van de schoolbesturen. In de praktijk blijkt dat elk schooljaar tal van schoolbesturen dergelijke aanpassingen doorvoeren. Daaronder, naast overhevelingen, ook tal van herstructureringen, waaronder dan wordt verstaan ofwel een fusie van scholen onmiddellijk gevolgd door een afsplitsing van één of meer (nieuwe) scholen, ofwel louter een afsplitsing van één of meer nieuwe scholen van een bestaande school. De resultaten van die herstructureringen leiden vaak niet tot transparantie, rationalisatie en kostenbeheersing, integendeel. Sommige scholen zijn zelfs op relatief korte tijd betrokken bij verschillende herstructureringen, waarbij per saldo het niet denkbeeldig is dat eerdere ingrepen terug geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt. We willen met deze maatregelen een stop zetten op de oneigenlijke herstructureringen van scholen. Dat wil zeggen doelbewuste ingrepen om het aantal scholen te doen toenemen of kunstmatig in stand te houden om de subsidiëring of financiering te optimaliseren.

Er zijn op dit moment 40 proeftuinen die aflopen op 31 augustus 2010. Deze proeftuinen krijgen extra omkadering. Aangezien deze projecten recurrent in de begroting staan, brengt het einde ervan een automatische besparing mee. Dat wil niet zeggen dat de proeftuinen niet kunnen verder werken. Dat kunnen ze wel. Het einde van de projecten laat enkel de extra omkadering, die diende om het project in goede banen te leiden, uitdoven.

Schoolbesturen van het deeltijds kunstonderwijs kunnen jaarlijks tot 1 maart de programmatie van instellingen, studierichtingen, graden en filialen aanvragen voor 1 september van het volgende schooljaar. Aangezien er een hervorming komt van het deeltijds kunstonderwijs op til is, moet een tijdelijke programmastop worden ingevoerd. Besparen is hier niet de eerste bedoeling maar eerder een neveneffect.

Een bedrijfsstage is een periode waarin personeelsleden werkervaring opdoen in een ander arbeidsmilieu. Dit draagt bij tot de verdere professionalisering van het onderwijspersoneel, concreet om bij te blijven op het vlak van o.a. materialen, werkwijzen, attitudes op de werkvloer. Zo is het de bedoeling dat leerkrachten die op bedrijfsstage gaan, hun ervaringen delen met collega’s, hun lesinhouden aanpassen en netwerken met de bedrijven onderhouden. De overheid ondersteunt deze bedrijfstages op twee manieren. Als de bedrijfstage doorgaat tijdens het schooljaar voorziet de overheid een budget om de afwezige leerkracht te vervangen. Als de stage doorgaat tijdens de vakantie krijgt de betrokken leerkracht een premie, bovenop het loon. Het budget voor de bedrijfsstages van leerkrachten wordt jaar na jaar niet volledig aangewend. Tijdens het schooljaar 2008-2009 werd slechts 33% van de vervangingseenheden aangewend. Ook het aantal uitbetaalde premies voor leerkrachten die tijdens de vakantie op bedrijfsstage gaan ligt zeer laag. De besparing die we nu doorvoeren betreft twee elementen. Ten eerste laten we toe dat het aantal vervangingseenheden nog 20% groeit tegenover het budget van het vorig schooljaar. Dat impliceert dus dat het aantal bedrijfsstages nog kan groeien tegenover het vorig schooljaar. Ten tweede schaffen we de premie af voor de leerkrachten die een stage volgen tijdens de vakantie. Dat is redelijk omdat die leerkrachten uiteraard hun normaal loon behouden wanneer ze een bedrijfsstage volgen. Tabel 4 geeft een overzicht van de maatregelen met een effect op de omkadering.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 4: Maatregelen met een effect op de omkadering

Maatregelen met een effect op de omkadering (in duizend Euro)

BGO 2010

Aanpassen regelgeving op de pedagogische coördinatie

3.883

Aanpassen regelgeving TBS/OB

249

Opschorten regelgeving deeltijdse uitstapregeling in leerplichtonderwijs

0

Opschorten regelgeving deeltijdse uitstapregeling Hogescholen

---

Aanpassing v/d regelgeving korte vervangingen in het secundair onderwijs

1.164

Afschaffen mentoruren

3.494

Dubbeltellingen in het DKO niet meetellen voor de omkadering.

652

Stopzetting herstructureringen SO

500

Niet verlengen van de extra omkadering van de proeftuinen (op 10 projecten na)

379

Tijdelijke (2 schooljaren) programmatiestop in het DKO

134

Aantal bedrijfsstages 20% laten groeien, afschaffen premie

501

Totaal

10.956

 

2.4         Maatregelen met een effect op de werkingsmiddelen

De eerste vier maatregelen betreffen het niet indexeren van de werkingsmiddelen. Deze maatregel is het doortrekken van de algemene maatregel die is afgesproken bij de formatie.

Niet alle onderwijsnetten hebben meester- vak- en dienstpersoneel in dienst. Er was afgesproken dat de middelen die vrijkomen door de natuurlijke afvloei van het administratief-, meester-, vak- en dienstpersoneel toegevoegd zouden worden aan de werkingsmiddelen. Op die manier worden ze herverdeeld over alle scholen. Tegelijkertijd zou het percentage van de werkingsmiddelen dat specifiek wordt uitbetaald voor leerlingen met achterstellingskenmerken wordt verhoogd (met 0,125% per jaar tot de grens van 15,5% wordt bereikt. Als besparing worden de middelen die vrijkomen door de natuurlijke afvloei van het administratief-, meester-, vak- en dienstpersoneel van het gemeenschapsonderwijs in 2010 en 2011 niet toegevoegd aan de werkingsmiddelen. Om de basisfinanciering van de scholen niet aan te tasten door deze maatregel wordt de voorziene verhoging van het bedrag voor leerlingenkenmerken uitgesteld met twee jaar. Om bovendien te vermijden dat de werkingsmiddelen op microniveau zouden dalen wordt de geldwaarde per punt op niveau van het schooljaar 2008-2009 behouden

Op de werkingsmiddelen van de CLB’s worden een extra 160.000 Euro bespaard omdat zij niet vielen onder het niet-indexeren van de werkingsmiddelen.

Tabel 5 geeft het overzicht van de besparingen met een effect op de werkingsmiddelen.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 5: Maatregelen met een effect op de werkingsmiddelen

Maatregelen met effect op de werkingsmiddelen (in duizend Euro)

BGO 2010

Niet indexering Gewoon Basisonderwijs

13.049

Niet indexering Gewoon Secundair Onderwijs

14.799

Niet indexering Buitengewoon Basisonderwijs

787

Niet indexering Buitengewoon Secundair Onderwijs

454

Afvloeiing MVD-personeel niet a/d werking toevoegen + bandbreedte uitstellen

 

- opbrengst voor BaOnd

1.364

- opbrengst voor SOnd

944

werking CLB - 1 %

160

Totaal

31.557

 

2.5         Andere specifieke maatregelen

Het eerste voorstel bestaat erin om de verloven wegens bijzondere opdracht in aantal te beperken m.n de verloven wegens bijzondere opdracht die vallen onder art.77quater DRP GO/ art.51quater DRP Ges. §2, 4° en 8° te beperken. Er wordt voorgesteld om 50 % van deze detacheringen te schrappen. Deze projecten zijn deze die worden geadviseerd door de Vlaamse Onderwijsraad.

De werking van het steunpunt GOK wordt herkaderd. De gedwongen fusie van de drie oude steunpunten heeft nooit geleid tot enige echte synergie. Beleidsondersteunend studiewerk  (met inbegrip van onderzoeksdaden) is nuttig en zal op contractbasis binnen de facultatieve subsidies verder voorzien worden. Het reeds door het steunpunt ontwikkelde materiaal zal door een onderwijsagentschap ter beschikking gesteld worden van alle scholen. De concrete begeleiding van leerkrachten en scholen moet opgenomen worden door de pedagogische begeleidingsdiensten wiens opdracht dit is.  

In Tabel 2 werd reeds aangegeven dat we 20% willen besparen op de middelen voor nascholing. In die tabel zijn de nascholingsmiddelen opgenomen op initiatief van de pedagogische begeleidingsdiensten. We besparen eveneens 20% op de nascholing op initiatief van de overheid. Daarnaast wordt ook 20% bespaard op het vormingsfonds voor het hoger onderwijs.

De projecten van de VLOR worden afgeslankt. Het project ‘samenwerking tussen HBO-partners’ wordt daardoor niet verlengd. De projecten ‘coördinatie begeleiders Lokale Overlegplatformen’ en ‘Sectorcommissies’ blijven wel behouden.

De DAB inschrijvingsgelden voor het volwassenenonderwijs dient om gederfde inkomsten van de CVO’s te compenseren. Deze verliezen inkomsten in de mate dat ze cursisten inschrijven aan een verminderd inschrijvingsgeld. Het blijkt nu dat er minder wordt ingeschreven aan een verlaagd tarief dan verwacht. Dat leidt ertoe dat de middelen in het fonds te hoog zijn. Door deze maatregel beperken we de jaarlijkse dotatie aan het fonds. In de praktijk heeft dit geen merkbare gevolgen.

De projecten duurzaam naar school worden stopgezet. In feite zijn we hier mobiliteitsbeleid aan het voeren, ten laste van de onderwijsbegroting. Bovendien is er ook kritiek op de projecten omdat de Vlaamse overheid slechts cofinanciert. De gemeenten moeten ook zelf een stuk van de kosten dragen. Tabel 6 geeft een overzicht van deze andere besparingen.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 6: Besparingen door andere maatregelen

Andere maatregelen (in duizend Euro)

BGO 2010

Beperken tot 50% verloven bijzondere opdracht

496

Herstructureren steunpunt GOK vanaf 1/1/2010

1.767

Middelen nascholing

 

- Middelen nascholing - 20 %

2.743

- Middelen vormingsfonds HO - 20 %

221

Beperken projecten VLOR

404

Beperking overtollige middelen DAB Inschrijvingsgelden CVO's

3.829

Afschaffen project Duurzaam naar school

4.800

Totaal

14.260

 

2.6         Maatregelen in het hoger onderwijs

De middelen voorzien voor de ondersteuning van de rationalisatie van het opleidingsaanbod worden vanaf 2009 afgeschaft. Dit levert voor 2009 een besparing op van 5 miljoen euro, vanaf 2010 stijgt de besparing tot 6 miljoen euro. De instellingen voor het hoger onderwijs hebben wel reeds projecten ingediend ten laste van de begroting 2008. Deze projecten zullen wel nog gehonoreerd worden voor een bedrag van 5 miljoen Euro.

Naast de besparing op de rationalisatiemiddelen voor het hoger onderwijs worden ook de werkingsuitkeringen van de hogescholen en universiteiten met inbegrip van de Hogere Zeevaartschool met 1.27% verminderd. Aan de hand van bekende prognoses inzake studentenaantallen en op basis van de budgetten van 2010 levert deze besparing een bedrag op van 16,2 miljoen euro vanaf 2011. Het zijn die 16,2 miljoen Euro die we zullen besparen vanaf 2011. Het percentage (1,27%) zal dus dalen naarmate het budget voor het hoger onderwijs stijgt om het bespaarde bedrag constant te houden. De hoger onderwijs wetgeving zal eenvoudiger gemaakt worden waardoor universiteiten en hoge scholen op hun beurt een efficiëntiewinst kunnen realiseren die een deel van de besparing zal compenseren. Overigens zullen in de tweede helft van de legislatuur de middelen voor hoger onderwijs stijgen met 10%.

Het van start gaan van de opleidingen HBO wordt uitgesteld wat een besparing oplevert van 465.000 euro in 2010 en van 360.000 euro in 2011. Vooraleer de instellingen echt kunnen beginnen met het aanbieden van HBO-opleidingen (= de zaken die echt geld kosten) moeten er heel wat voorbereidende werkzaamheden gestart en afgerond worden: oprichten van een HBO-commissie, voorbereiden en goedkeuren van uitvoeringsbesluiten, hebben van beroepscompetenties (competentieprofielen, onderwijskwalificaties,...). Normaal gezien moet dit afgerond zijn tegen 2011 en pas dan kunnen de instellingen echt beginnen. Vandaar het uitstel van financiering.

In het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs is er een bedrag ingeschreven van ongeveer 3 miljoen euro om de expertisenetwerken en de regionale platformen voor de lerarenopleiding te financieren. In dit bedrag is een budget voorzien voor de ontwikkeling van een systeem voor het bepalen van het aantal mentoruren waarop elk school recht heeft gelinkt aan de organisatie van de stages van de studenten in de lerarenopleiding. Eerder (zie Tabel 4) werd al toegelicht dat de middelen voor mentorschap geschrapt worden. Ingevolge deze besparingsmaatregel vervalt de opdracht  van dergelijk concept voor de expertisenetwerken en de regionale platformen. Parallel hiermee worden ook de middelen hiervoor verminderd. De daling stemt overeen met 5% van het bedrag dat oorspronkelijk in het voorontwerp van de initiële begroting 2010 is ingeschreven (3.029.000 euro). Dit zorgt voor een besparing van 151.000 euro vanaf 2010.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 7: Besparingen in het hoger onderwijs

Besparingen in het hoger onderwijs (in duizend Euro)

BGO 2010

Rationalisatiefonds besparing 2009 + alles stilleggen vanaf 2010

6.000

16,2 miljoen op de werkingsmiddelen van het hoger onderwijs (pro memorie 2011)

0

Uitstel HBO opleidingen

465

Expertisenetwerken moeten mentoruren niet meer registreren

151

Totaal

6.616

 

2.7         Kleine besparingen uit de regels van de formatie

Tijdens de formatie werd afgesproken om op alle facultatieve subsidies 5% te besparen. Op de gereglementeerde subsidies en de semi-gereglementeerde subsidies moet 2% worden bespaard. Behalve de hierboven besproken maatregelen heeft deze maatregel een effect op bijna alle andere budgetten in de begroting onderwijs. Samen vertegenwoordigen deze besparingen toch bijna 12 miljoen Euro.

Daarnaast werd zeer nauwkeurig gekeken naar de begroting en werden een aantal overtollige budgetten weggeknipt. Samen vertegenwoordigen deze een budget van 3,408 miljoen Euro, waarvan 2,039 miljoen Euro éénmalige besparingen.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 8: kleinere besparingen

Kleinere en extra besparingen

BGO 2010

Besparing maatregelen Financiën en Begroting

11.999

Extra besparing

1.369

Extra besparing (éénnmalig)

2.039

Totaal

15.407

 

2.8         Op te lossen problemen

Naast de besparingen was het ook nodig geld te vinden voor een aantal hangende problemen. Tabel 9 geeft het overzicht van die begrotingsposten.

Het UZGent heeft een bijzonder statuut. Het is het enige ziekenhuis dat onder de voogdij van de minister van onderwijs valt. Dit is een historisch gegeven dat ertoe leidt dat het ziekenhuis niet kan genieten van VIPA-subsidies. Er werd het ziekenhuis tijdens de vorige legislatuur toelating gegeven een omvangrijke lening af te sluiten om hun infrastructuur te moderniseren. De jaarlijkse aflossing van die lening valt ten laste van de begroting Onderwijs en Vorming. Het bedrag om die lening af te lossen moest nog worden gevonden.

Leerlingen die schoollopen in het buitengewoon onderwijs hebben recht op busvervoer naar de dichtstbijzijnde school. Naast de chauffeur is een busbegeleider aanwezig op die bussen. Het budget voor het loon van deze busbegeleiders is licht ontoereikend. Het half miljoen Euro dat daarvoor nodig is, werd gecompenseerd in deze oefening.

Het succes van de fietsvergoeding voor het onderwijzend personeel heeft ertoe geleid dat er een tekort ontstaan is op de begroting Onderwijs en Vorming. Ook dit tekort wordt hier gecompenseerd.

Tijdens de voorbije legislatuur werd een subsidie beloofd aan de vzw Enter. Deze vzw heeft als taak mee te helpen aan het toegankelijk maken van (school-)gebouwen voor mensen met een fysieke handicap. Ook deze subsidie werd in deze oefening gecompenseerd.

Daarnaast werden een reeks kleinere tekorten vastgesteld ten belopen van ongeveer 1,5 miljoen Euro.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 9: Op te lossen problemen in 2010

Op te lossen problemen (in duizend Euro)

BGO 2010

UZ gent

-9.414

Busbegeleiding

-509

Fietsvergoeding

-3.419

VZW ENTER

-300

Bijpassen allerlei kleine tekorten

-1.452

Totaal op te lossen

-15.094

 

Tabel 10 geeft het algemeen overzicht van de bovenstaande tabellen.

Tabel  SEQ Tabel \* ARABIC 10: Overzicht van de besparingen voor 2010

Overzicht besparingen in 2010 (in duizend Euro)

BGO 2010

Apparaatskredieten en verwante beleidskredieten

5.176

Maatregelen met een effect op het loon

3.122

Maatregelen met een effect op de omkadering

10.956

Maatregelen met een effect op de werkingsmiddelen

31.557

Andere maatregelen

14.260

Besparingen in het hoger onderwijs

6.616

Kleinere en extra besparingen

15.407

Totaal

87.094

Op te lossen tekorten in de onderwijsbegroting

-15.094

Algemeen totaal

72.000

 


[1]           Eigenlijk vier tienden van dat bedrag omwille van de decalage tussen schooljaar en kalenderjaar. Voor 2010 ligt enkel de start van het schooljaar 2010-2011 nog niet vast.

[2]           Hierin is dus ook de besparing bij de VLOR, de 20% extra op communicatie en Agion begrepen.

[3]           Er zijn nog geen gegevens voorhanden voor het schooljaar 2008-2009.

naar boven