Logo Vlaamse overheid. Nieuws Onderwijs en Vorming. Nieuwsberichten, persberichten, nieuwe sites,...
U bent hier: Onderwijs en Vorming > Nieuws > Erasmus
Nieuws- en persberichten

Archieven

Over Vlaamse en buitenlandse Erasmusstudenten

Persmededeling Kabinet Vlaams minister van Onderwijs en Vorming
15 januari 2008

De basiscijfers zijn correct, maar bij de bewerking ervan is het fout gelopen. En dus moeten we sommige conclusies ook opnieuw bekijken." Dat is de reactie van Frank Vandenbroucke op de kritische berichtgeving over het aantal studenten dat deelneemt aan het Erasmus-programma. De onderwijsminister stelt dat het aantal Vlaamse studenten dat met Erasmus vertrekt, veel hoger is dan de twee procent die steeds opnieuw opduikt. Hij is het er wel mee eens dat er nog een aantal belemmeringen voor internationale studentenmobiliteit zijn. Hij stelt zich ook vragen bij de strikte taalregeling die momenteel geldt.

1. Van cijfers en percentages

De Standaard (14/01) geeft een overzicht van het aantal buitenlandse studenten dat met Erasmus in Vlaanderen komt studeren: waar komen ze vandaan en in welke Vlaamse hogeschool of universiteit gaan ze studeren? De Standaard verwijst ook naar het aantal Vlamingen dat met Erasmus in het buitenland gaat studeren. En neemt dan de berekening van N-VA'er Theo Francken over: slechts 2% van de Vlaamse studenten "gaat op Erasmus"; voor het aantal studenten dat met Erasmus naar Vlaanderen komt, geldt een vergelijkbaar percentage.

De aantallen studenten komen oorspronkelijk uit de statistieken van de vzw EPOS (www.epos-vlaanderen.be), het agentschap dat in Vlaanderen instaat voor de uitvoering van "Een Leven Lang Leren" (LLP), het Europese onderwijsprogramma waaronder ook Erasmus valt. De data zijn – uiteraard – correct, maar bij de bewerking ervan is het fout gelopen. Het percentage is berekend door het aantal Erasmusstudenten in het academiejaar 2005-2006 tegenover het totale aantal ingeschreven studenten in dat academiejaar te plaatsen. Dat is een vergelijking die snel en gemakkelijk gemaakt is – maar helaas is ze niet correct: een Erasmusbeurs krijg je maar één keer en dus kan je over de jaren heen ook maar één keer in de statistieken voorkomen. Maar bij de "ingeschreven studenten" kom je, naar gelang de duur van je studies, drie, vier, vijf of zelfs meer jaren na elkaar in de statistieken terecht. Het is dan ook veel correcter om het aantal Erasmusstudenten tegenover bijvoorbeeld het aantal gediplomeerden te plaatsen: net zoals je maar één keer met Erasmus vertrekt, kan je in een opleiding immers ook maar één keer afstuderen (1).

Als we van die meer correcte vergelijkingsbasis vertrekken, krijgen we een heel ander percentage. In het academiejaar 2005-2006 vertrokken 2.845 Vlaamse studenten met Erasmus naar het buitenland; in datzelfde academiejaar werden 32.621 diploma's uitgereikt (2). Als we op basis van dat laatste getal het percentage Vlaamse Erasmusstudenten berekenen, dan komen we op 8,72%. Dat leunt al heel wat nauwer aan bij de 10% Erasmusstudenten die Europa beoogde bij de start van het programma, twintig jaar geleden.

In het kader van een onderzoek naar de implementatie en de impact van Socrates in Vlaanderen (3) , kwamen onderzoekers Wouter Van den Berghe (Studie- en Adviesbureau Tilkon), Magda Kirsch en Yves Beernaert (Educonsult) eveneens tot de bevinding dat de klassieke vergelijking met het totaal aantal studenten eigenlijk niet correct is. Zij plaatsten het aantal Erasmusstudenten tegenover de totale groep van 21-jarigen in het hoger onderwijs en kwamen zo aan 10% (4).

De aantrekkingskracht van de kerktoren (of van mama's wasmachine) lijkt daarmee trouwens niet sterker in Vlaanderen dan elders in Europa. Integendeel: Van den Berghe, Kirsch en Beernaert concluderen in hun Socrates-studie dat Vlaanderen qua deelname aan Erasmus zelfs tot de absolute top in Europa behoort, samen met landen als Finland, Oostenrijk en Spanje (5).

Overigens: Erasmus is weliswaar het meest populaire, maar zeker niet het enige programma voor studentenuitwisseling. Zowel Europees (bv. Leonardo, Erasmus Mundus) als nationaal (bv. de beurzen in het kader van Erasmus Belgica, de samenwerkingsakkoorden tussen overheden, of de universitaire ontwikkelingssamenwerking) zijn er andere programma's dan Erasmus. Universiteiten en hogescholen hebben soms een eigen programma voor samenwerking en uitwisseling met partners in Europa en daarbuiten. Op basis van enquêtes en ramingen schatten Van den Berghe, Kirsch en Beernaert in hun Socrates-studie dat één student op acht een deel van zijn of haar opleiding in het buitenland heeft gevolgd (6).
 

2. Wat met de conclusies?

Met de deelname aan Erasmus is het dus niet zo erg als gevreesd. Ten opzichte van andere Europese landen doen we het zelfs opvallend goed. Maar kunnen we ermee tevreden zijn dat één op tien studenten, of zelfs één op acht, een deel van zijn of haar opleiding in het buitenland heeft gevolgd?

Tijdens de ministeriële conferentie ter opvolging van het Bolognaproces, in mei 2007 in Londen, heb ik duidelijk gesteld dat we er ons niet mee mogen verzoenen dat we met jaarlijks 3.000 Erasmusstudenten het plafond voor Europese studentenmobiliteit bereikt zouden hebben. Een grote mobiliteit van studenten, staf en afgestudeerden in een ééngemaakte Europese Hoger Onderwijs Ruimte is immers net de kern van het Bolognaproces.

Hoewel in principe élke student een internationale periode in zijn studietraject zou moeten inlassen, moeten we daarin ook realistisch zijn: aan 100% komen we nooit. Zin voor realiteit staat ambitie echter niet in de weg. Ik wil samen met onder andere VLIR, VLHORA en VVS én hun Europese tegenhangers onderzoeken hoe we de nog bestaande hinderpalen voor internationale mobiliteit kunnen wegwerken en acties kunnen ondernemen om die mobiliteit nog verder te bevorderen.

Er is al heel wat gerealiseerd op al die vlakken, zeker ook in Vlaanderen, maar de individuele student of afgestudeerde merkt daar soms nog te weinig van. Er is met andere woorden zeker nog ruimte voor verbetering in de toepassing en het gebruik van die instrumenten. Mobiliteit is dan ook één van de strategische prioriteiten waarover de Europese onderwijs-ministers in 2009 opnieuw zullen moeten rapporteren, als ze voor de volgende Bolognaconferentie in Leuven bijeen zijn.

Ik wil daarnaast ook werken op een aantal randvoorwaarden die gelden voor de internationalisering van het hoger onderwijs en voor de mobiliteit in het bijzonder. Ik onderscheid daarbij interne en externe randvoorwaarden.

Bij de interne randvoorwaarden reken ik het volgende:

Externe randvoorwaarden zijn dan:

Het gaat dus over veel meer dan alleen de omvang van de beurs die een Erasmusstudent meekrijgt. Toch mag ook het financiële niet onderschat worden. Bovenop de verhoging van de middelen voor studentenmobiliteit vanuit Europa (van 2,3 naar 3 miljoen euro, plus 20%) verhogen we daarom ook de co-financiering vanuit de Vlaamse begroting (van 500.000 naar 650.000 euro, plus 30%). Op die manier kunnen de beursbedragen omhoog: naar gelang de inkomenscategorie en de bestemming kan dit variëren van 110 tot 300 euro per maand. Voorheen was dat van 0 (!) tot 240 euro.

Het blijft ook nodig om het vrij unieke systeem van differentiatie in de beursbedragen te hanteren naar gelang de socio-economische achtergrond van de student in kwestie. Vlaamse beursstudenten krijgen daardoor bijvoorbeeld een hogere Erasmusbeurs dan het Europese richtbedrag van 200 euro per maand; het percentage beursstudenten onder de Erasmusstudenten (een kwart) stemt mede daardoor goed overeen met het aantal beursstudenten ten opzichte van de totale studentenpopulatie.


3. Internationalisering in een breder perspectief

De terechte aandacht voor Erasmus mag er niet toe leiden dat we te eng focussen op de cijfers over inkomende en uitgaande studentenmobiliteit in het kader van dit programma. Internationalisering is veel meer dan de uitwisseling van studenten, net zoals het buitenland veel ruimer is dan Europa.

We hebben hierin nog een lange weg te gaan, zeker in de publieke opinie. Zo lijkt het aan ons voorbij te gaan dat verschillende Europese landen en onderwijsinstellingen al enkele jaren een zeer actief beleid voeren in het wereldwijd aantrekken van buitenlandse studenten – niet omdat die studenten gedurende een paar maanden met een uitwisselprogramma zouden overkomen, maar omdat ze als reguliere én betalende studenten voor een volledige opleiding zouden inschrijven. De motieven om in het buitenland te recruteren zijn uiteenlopend en lang niet alleen financieel van aard (buitenlandse studenten betalen vaak een hoger studiegeld). Veelal ook heeft het te maken met het werven van goede studenten die nadien blijven om onderzoek te doen en een wetenschappelijke carrière uit te bouwen. Ook als een buitenlandse student of onderzoeker na verloop van tijd naar het land van herkomst terugkeert, zijn er banden gesmeed en gaan via dat contact vaak nieuwe deuren open voor de "alma mater" en het gastland.

Het zijn heus niet alleen grote landen die hierin investeren. Ook Nederland en de Scandinavische landen voeren een actief beleid om hun hoger onderwijs wereldwijd te promoten en zo de aandacht van buitenlandse studenten op hun land te vestigen. Vlaanderen stelt zich op dat vlak wel héél bescheiden op. Buitenlandse studenten vinden dan ook nog te weinig de weg naar ons land, terwijl zij die toch kennismaken met ons hoger onderwijs daar best wel over te spreken zijn.

We moeten ons Vlaamse hoger onderwijs dan ook actiever durven promoten in het buitenland, en met name ook buiten Europa. Een eerste stap is gezet met de deelname aan de European Higher Education Fairs, die de Europese Commissie in Azië organiseert en waarin de lidstaten samen hun hoger onderwijs aan de wereld tonen.

Sinds vorig jaar steun ik, samen met buitenlandminister Geert Bourgeois, ook het project Study in Flanders. Dat project, onder leiding van VLIR-UOS (de afdeling van de VLIR die de programma's in het kader van de universitaire ontwikkelingssamenwerking coördineert), beoogt een aantal communicatiekanalen op te zetten om ons hoger onderwijs beter bekend te maken in het buitenland. Na een website (www.studyinflanders.be) volgen o.a. nog een brochure, flyers, een stand voor op internationale beurzen, e.d.

We moeten echter nog verder gaan. De koepels VLIR en VLHORA onderzoeken momenteel de mogelijkheid om een stichting in het leven te roepen die de taak kan opnemen om het Vlaams hoger onderwijs ten aanzien van het buitenland te promoten en de internationalisering in Vlaanderen te bevorderen. Ik wil dat initiatief ondersteunen en heb dit jaar alvast een bedrag van 100.000 euro in de onderwijsbegroting vrijgemaakt.

Tegelijk wil ik nakijken of onze eigen onderwijsregelgeving wel voldoende op maat van een sterkere internationalisering is geschreven. Om historisch begrijpelijke redenen hebben we bijvoorbeeld in het Structuurdecreet voor het hoger onderwijs een vrij strikte regelgeving met betrekking tot het inrichten van anderstalige opleidingen ingeschreven. Zo geldt de verplichting om voor elke anderstalige opleiding diezelfde opleiding parallel ook in het Nederlands aan te bieden. Die verplichting om een dubbel aanbod te organiseren, en de verhoogde kost die daarmee gepaard, zet ongetwijfeld een rem op het aanbieden van opleidingen in bijvoorbeeld het Engels. Ik vraag aan het hele onderwijsveld, en in het bijzonder aan de VLOR (als strategische adviesraad voor onderwijs) en de ministeriële commissie rationalisatie (die momenteel de organisatie van ons opleidingsaanbod en onderwijslandschap onder de loep neemt) in welke mate deze regelgeving misschien geactualiseerd moet worden.

naar boven